Nieuws
Artikel - 7 juni 2021
AEC’s ontbreken in Europese Taxonomie
Europa vertelt financiers wat ‘duurzaam’ is
De afvalbranche hangt onzekerheid boven het hoofd. Het risico bestaat dat afvalenergiecentrales (AEC’s) niet het stempel duurzaam krijgen in de Europese Taxonomieverordening. Met nadelige consequenties: een hogere rentelast voor AEC’s en verminderde toegang tot investeerders. Terwijl het verbranden van afval met energieopwekking een belangrijke rol speelt in de transitie naar de circulaire economie.
Duurzame beleggers zien vaak door de bomen het bos niet meer. De nieuwe Europese Taxonomieverordening moet duidelijkheid verschaffen over wat ‘duurzaam’ is. Deze bindende regeling, die van toepassing is in de hele Europese Unie, ordent en classificeert economische activiteiten naar duurzaamheid. Afvalpreventie en recycling krijgen in de verordening het stempel ‘duurzaam’, thermische afvalverwerking met energieterugwinning niet. Dat zou betekenen dat afvalenergiecentrales (AEC’s) geen toegang krijgen tot groen en duurzaam kapitaal en ook in gerelateerde Europese wetten gemarginaliseerd worden.
Blijft altijd restfractie over
De afvalbranche, op zichzelf voorstander van de verordening, legt zich daar niet bij neer. Recycling en verbranding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, stellen woordvoerders van de branche. Ze pleiten voor een integrale benadering, zodat het streefdoel van de circulaire economie niet in gevaar komt. Belangrijkste argument: er blijft in de keten altijd een restfractie over, hoe goed er ook wordt ingezameld, gescheiden, gesorteerd en gerecycled. “De Taxonomieverordening is een instrument dat wij krachtig ondersteunen. Uit afgedankte producten zijn veel stoffen en materialen terug te winnen. Maar er blijft altijd een restfractie over. Die fractie kun je beter verbranden en de energie terugwinnen dan de afvalstroom storten”, vertelt Andreas Krawczik, directeur van Remondis Nederland en bestuurslid Europese Zaken bij de Vereniging Afvalbedrijven.
Het verbranden van afval vermijdt in Europa in 2030 jaarlijks 120 Mton aan CO2-uitstoot
Erfenis uit het verleden
Krawczik noemt nog een ander argument om niet onbesuisd de AEC’s de toegang tot groene investeringen te ontzeggen, namelijk ‘de erfenis uit het verleden’. “We zijn bezorgd over producten die tien tot twintig jaar geleden op de markt zijn gekomen en nu in de afvalfase belanden. Al die producten zijn ontworpen en geproduceerd toen de Taxonomieverordening nog niet bestond. De Europese Commissie kijkt naar de toekomst van de circulaire economie en ziet de golf van oude producten die op ons afkomt over het hoofd.” Treffend voorbeeld zijn volgens hem de gebromeerde brandvertragers in televisies van pakweg twintig jaar geleden. “Dat zijn schadelijke stoffen die je niet moet verwerken in plastics voor banken of anti-parkeerpalen. We moeten ze juist uit de materiaalketen halen door ze te verbranden.”
Hoogwaardige recycling, grotere restfractie
“Het is een illusie om te denken dat alles gerecycled kan worden”, zegt ook Valérie Plainemaison, directeur van FEAD, de Europese koepel van afvalbedrijven, waarbij de Vereniging Afvalbedrijven is aangesloten. Het doel van de Europese Unie is om in 2030 65 procent van het huishoudelijk afval te recyclen. “Dan blijft dus 35 procent restfractie over”, stelt ze vast. “Het is naïef om te denken dat dit aandeel door ecodesign veel lager zal worden. We doen ons best, maar het werkt juist andersom: hoe hoogwaardiger de recycling, hoe groter de restfractie. Bovendien is de hoeveelheid afval gecorreleerd aan het welvaartsniveau.”
Transparantie over duurzame activiteiten
De nieuwe Europese verordening bevat specifieke richtlijnen voor het openbaar maken van financiële informatie. Bedrijven moeten voortaan aangeven welke activiteiten duurzaam zijn en welke niet. Bedrijven met oude bedrijfsmiddelen zijn daarbij in het nadeel. “Het verleden blijft bedrijven dwarszitten zolang de bedrijfsmiddelen in bedrijf zijn”, vertelt Valérie Plainemaison, directeur van FEAD. “Zelfs als ze koplopers zijn. De grote winnaars zijn nieuwe bedrijven met alleen nieuwe bedrijfsmiddelen. Op zichzelf prima, want zij sturen de markt, maar het zijn vooral westerse bedrijven die hiervan profiteren. Oost-Europa blijft zitten met verouderde installaties.”
Toename broeikasgassen
Samen met acht Europese koepelorganisaties ijvert FEAD ervoor dat AEC’s wél een plek krijgen in de Taxonomieverordening. “Lukt dat niet, dan wordt het moeilijk investeringen te krijgen voor nieuwe AEC’s en zal in Europa meer afval gestort worden. Dit betekent een forse toename in de uitstoot van broeikasgassen. Daarnaast zou het slecht zijn voor de modernisering van de afvalbranche: afvalbeheer is een keten van activiteiten, waarbij verbranding van reststoffen een noodzakelijke laatste stap is”, aldus Plainemaison.
Laatste kans voor zomer
Waarschijnlijk is komende zomer de laatste kans om AEC’s in de Taxonomieverordening te krijgen. Dan hakt Brussel knopen door over een van de specifieke richtlijnen met technische details, de zogeheten delegated acts, die ‘onder’ de verordening hangen: die over de circulaire economie. Plainemaison: “Anders wordt de weg naar ‘groen kapitaal’ afgesneden voor investeringen in AEC’s, zal er meer worden gestort in voornamelijk Oost-Europa en ligt het vraagstuk van het restafval als groot probleem op tafel.”
Valérie Plainemaison (Fead):
‘De Taxonomieverordening maakt het investeren en moderniseren van de afvalsector lastiger.’
Vermeden emissies
Restafval storten gebeurt volop in Europa, maar liefst 175 miljoen ton per jaar. Storten leidt tot forse methaanemissies. Methaan is een veel sterker broeikasgas dan CO2. Duurzamer is om restafval te verbranden en daarbij de energie – warmte en elektriciteit – terug te winnen. Dat levert zogeheten vermeden broeikasgasemissies op. Plainemaison: “Aangetoond is dat met het verbranden van afval in Europa in 2030 jaarlijks 120 Mton aan CO2-uitstoot wordt vermeden (rekening houdend met een verschuiving van storten naar verbranden van restafval en de energieproductie door AEC’s, red.). Dat is evenveel CO2 als België jaarlijks uitstoot.” Tot haar ontsteltenis kijkt de Europese Commissie niet naar deze vermeden emissies, maar alleen naar de emissies ‘aan de schoorsteen’ van AEC’s.
Andreas Krawczik (Remondis Nederland):
‘De restfractie kun je beter verbranden en de energie terugwinnen dan storten.’
Europese afvalhiërarchie
Plainemaison is voor verbranden van afval met beleid. “Wij zijn absoluut niet voor het ‘zomaar’ verbranden van afval. Verbranden moet gebaseerd zijn op de Europese afvalhiërarchie. Landen moeten over afvalplannen beschikken en hun afval zo goed mogelijk recyclen. Wat FEAD betreft krijgen alleen AEC’s met een zogeheten R1-status een vergunning.” AEC’s krijgen de R1-status als ze een hoog energetisch rendement behalen. Met de R1-status op zak stijgen de centrales een trede op de afvalhiërarchie: de stap van verwijdering naar nuttige toepassing.
Probleem voor de recycling
Als het aan Krawczik ligt, valt er te praten over het uitfaseren van oude afvalenergiecentrales. “Dat kan, maar met beleid. Tegelijkertijd moet onmiddellijk worden gestopt met het storten van recyclebaar en brandbaar afval. Recyclers moeten te allen tijde van hun reststromen af kunnen komen. Is dit niet geborgd, dan ontstaat een groot probleem voor onze recyclingbedrijven om te kunnen opereren. Zo bezien is verbranding met energieterugwinning van niet-recyclebaar materiaal dus wel degelijk duurzaam.”
Grotere reikwijdte
Het effect van de Taxonomieverordening is groot en reikt naar verwachting verder dan het directe doel van groen en duurzaam geld naar duurzame investeringen leiden. “De verordening gaat ook een rol spelen bij het aanvragen van Europese subsidies of het verwerven van overheidsopdrachten”, voorziet Plainemaison. “Als een bedrijfsactiviteit niet is opgenomen in de Taxonomie, komt het afvalbedrijf daarvoor niet in aanmerking. Die richting zie ik het nu al opgaan. Dan word je dus twee keer gestraft.”