Nieuws
Artikel - 28 oktober 2025
Slibverwerking in het gedrang
Tekort aan verwerkingscapaciteit zuiveringsslib
Bij het zuiveren van afvalwater ontstaat zuiveringsslib. De verwerking van dit slib staat momenteel onder druk. Terwijl de hoeveelheid slib groeit, daalt de verwerkingscapaciteit. Ook de extra heffing op slibverwerking en onzekerheid over export baren de sector zorgen.
Zuiveringsslib, het afvalproduct dat ontstaat bij het zuiveren van afvalwater, moet bij wet verbrand worden. Het slib bevat onder meer organische verontreinigingen, medicijnresten, microplastics en zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Vanwege zware metalen is het uitrijden van zuiveringsslib in de Nederlandse landbouw al dertig jaar verboden. Ook storten en composteren mag in Nederland niet meer. Zuiveringsslib wordt verwerkt in speciale slibverbrandingsinstallaties (SVI’s), ook wel mono-verbranding genoemd. De andere route is co-verbranding, waarbij het slib wordt vermengd met ander afval. Dit gebeurt vooral in afvalenergiecentrales (AEC’s), maar ook in cementovens en biomassacentrales.

Bij de waterzuivering ontstaat in Nederland jaarlijks 1,3 miljoen ton ontwaterd zuiveringsslib. Terwijl het aanbod van zuiveringsslib groeit, neemt de verwerkingscapaciteit af. (foto: GMB)
Ongelijk speelveld door heffing
Het overheidsvoornemen om 567 miljoen euro extra belasting te heffen op afvalverwerking, waaronder een heffing op slibverwerking, valt de slibverwerkers rauw op het dak. De heffing werkt kostenverhogend voor bedrijven en burgers, en zet een rem op innovatie en verduurzaming. Door de belastingheffing ontstaat een ongelijk speelveld. Co-verbranding valt er namelijk wel onder, terwijl mono-verbranding blijft vrijgesteld. “Ruim zeventig procent van het in Nederland vrijgekomen zuiveringsslib wordt verwerkt door mono-verbranding. Het overige deel gaat via co-verbranding, al dan niet na biologische of thermische droging van het slib”, legt Bart Wicherink, commercieel manager van GMB, uit. Mono- en co-verbranding zijn milieutechnisch vrijwel gelijkwaardig, voldoen aan de verwerkingsstandaarden uit het Circulair Materialenplan en zijn gericht op productie van hernieuwbare energie en grondstoffenterugwinning. “Er is dus geen enkele reden om onderscheid te maken en de één zwaarder te belasten dan de ander”, stelt Wicherink vast.
Bart Wicherink (GMB):
'Omdat mono- en co-verbranding vrijwel gelijkwaardig zijn, is er geen reden om onderscheid te maken.'
Hogere kosten voor burgers en bedrijven
De heffing die wordt doorgeschoven naar de afvalsector, had eigenlijk opgebracht moeten worden door de chemische industrie. De zogenoemde polymerenheffing (de ‘plastictaks’) was bedacht om de plasticindustrie te innoveren en te verduurzamen. Dit zou een stimulans zijn voor hergebruik in plaats van meer nieuwe virgin plastics te produceren. De plastictaks verdween echter uit het Voorjaarsnota-pakket, waardoor de minister van Financiën de ingeboekte 567 miljoen euro zou mislopen.
Heffing doorschuiven naar afvalsector
“Het doorschuiven naar de afvalsector ontdoet de heffing van op zich nobele intenties waarbij de bron – de vervuiler – betaalt”, zegt Silvester Bombeeck, directeur van N.V. Slibverwerking Noord-Brabant (SNB). De rekening verschuift volgens hem van het begin van de keten, waar veranderingen realiseerbaar zijn, naar het eind van de keten waar de invloed op de voorgaande stappen nul is. “Het besluit is onlogisch en remt innovatie. We kunnen een euro maar één keer uitgeven”, aldus Bombeeck.
Silvester Bombeeck (SNB):
'Samen met onderzoeksinstituten onderzoeken we innovatieve slibverwerkingstechnieken als alternatief voor verbranding.'
Meer slib, minder capaciteit
Extra investeringen zijn juist nu hard nodig. De Nederlandse slibverwerking kampt met een ondercapaciteit. Al jaren komt er meer zuiveringsslib vrij dan in eigen land verwerkt kan worden. Na een kleine daling in het vorige decennium, groeit het slibaanbod de afgelopen jaren, onder meer als gevolg van de bevolkingsgroei, terwijl de verwerkingscapaciteit afneemt. Door de Europese Green Deal worden in binnen- en buitenland steeds meer kolencentrales gesloten waardoor die route voor co-verbranding in het buitenland in de nabije toekomst doodloopt. Van de zes Nederlandse slibdrogers gestookt op aardgas wordt de laatste actieve eind 2025 gesloten. De Nederlandse sector investeert in het verhogen van de capaciteit. Enerzijds door efficiencyslagen in bestaande verwerkingslocaties, anderzijds door de bouw van nieuwe installaties. September 2025 opende EEW Energy from Waste een nieuwe slibverbrandingsinstallatie in Delfzijl. In Alkmaar bouwt HVC een installatie die slib droogt met restwarmte uit de eigen AEC.

September 2025 opende EEW Energy from Waste een nieuwe slibverbrandingsinstallatie in Delfzijl. (foto: EEW)
Slibverwerking afhankelijk van export
Hoewel alle betrokkenen het liefst zo veel mogelijk zuiveringsslib in Nederland verwerken, is de afhankelijkheid van het buitenland een feit. Wicherink: “Ongeveer de helft van het gecomposteerde zuiveringsslib van GMB gaat naar Duitsland. Omdat de prijzen voor verwerking in de ons omringende landen zijn geharmoniseerd, is export geen voordelig binnenbochtje. Sterker, hoe groter de afstand, hoe zwaarder de transportkilometers meewegen.”
Nieuwe EVOA-wetgeving in 2026
De exportmogelijkheden voor zuiveringsslib worden mogelijk begrensd door de nieuwe EVOA-wetgeving (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen) die extra regels stelt aan de uitvoer van afvalstoffen, inclusief zuiveringsslib. De huidige EVOA krijgt halverwege 2026 na twintig jaar een update waarbij de nadruk komt te liggen op de circulaire economie. Marleen Houwing, Country Manager Nederland van EEW Energy From Waste. “Nederlands zuiveringsslib dat naar verbrandingsinstallaties met energieterugwinning gaat, krijgt nu vaak een R1-code (recovery as energy). Daardoor valt het formeel onder ‘nuttige toepassing’ en kan het – met een aankondiging naar de betrokken overheden – zonder problemen naar installaties in andere EU-landen worden geëxporteerd.”
Marleen Houwing (EEW Energy From Waste):
'Zuiveringsslib bevat energie en grondstoffen die je kunt benutten.'
Toekomst van export slib onzeker
Volgens de nieuwe EVOA voldoen (mono-)verbrandingsinstallaties in het buitenland mogelijk niet aan de aangepaste criteria om het label ‘nuttige toepassing’ op hun vracht te kunnen plakken, waarmee de export van zuiveringsslib naar dergelijke installaties in het ergste geval niet meer mogelijk is. Als het afval onder het label ‘verwijdering’ moet worden geëxporteerd, gaat de sector moeilijke tijden tegemoet. De vraag is of Den Haag en de buitenlandse overheden onder de nieuwe EVOA de uitzonderingspositie handhaven die export mogelijk maakt.
Werkgroep Slibverwerking
De Vereniging Afvalbedrijven heeft de Werkgroep Slibverwerking in het leven geroepen. De werkgroep bestaat uit de drie grote Nederlandse slibverwerkers SNB, GMB en EEW. De werkgroep behartigt de belangen van de Nederlandse slibverwerking. Op de agenda staan onder meer de extra heffing van 567 miljoen euro voor de afvalsector, de verduurzaming van installaties en de zorgen over de verwerkingscapaciteit.
Slibverwerkers investeren in innovatie
Nederlandse slibverwerkers investeerden de afgelopen jaren fors in de verduurzaming van processen. Samen met de waterschappen werkt de sector met name aan grondstoffenterugwinning. Te denken valt aan het oogsten van fosfaat, stikstof, metalen en zwavel uit het zuiveringsslib. “Het verbranden van zuiveringsslib wordt nu vaak gezien als noodzakelijke hygiënische en volume-verminderende stap. Maar zuiveringsslib bevat ook energie en grondstoffen die je kunt benutten’, vertelt Houwing. Op beperkte schaal worden nu al fosfaat en ammonia teruggewonnen. “In de komende jaren wil de sector investeren in het verder opschalen van de grondstoffenterugwinning. Metalen en zwavel staan ook op het verlanglijstje. Om deze processen verder op te schalen en rendabel te maken, is meer geld nodig.”
Duurzame circulaire slibverwerking
Bombeeck: “Samen met onderzoeksinstituten onderzoeken we innovatieve slibverwerkingstechnieken als alternatief voor verbranding. De weg naar markttoepassingen is nog lang en vraagt net als efficiëntere grondstoffenterugwinning om overheidssteun in de vorm van innovatiebevordering, stimuleringsregelingen en structurele investeringen. Alleen zo komen we samen tot duurzame circulaire verwerking. De belastingverhoging onttrekt juist middelen aan deze cruciale transitie en is daarmee contraproductief.”





